Bach en Bijbel

30 maart 2018

Op Goede Vrijdag was het niet bij toeval dat ik de Passie van Mattheus zag, op televisie. Maar ik viel er toevallig in, zag dat het Naarden was en de kerk en de minister president op de eerste rij en rijen keurige Nederlanders om hem heen en ik bleef een moment hangen. De MP was zoals het hoort erg oplettend, maar ook afgeleid door de camera die zijn emoties probeerde te pakken, die hij probeerde te verhullen. Ik denk dat hij liever anoniem de muziek had gehoord. De man heet Rutte.

Voor dat ik wist wat mij overkwam had de muziek mij beet en ik keek tot het einde. De dirigent deed het voor de vijf en twintigste keer en dit was zijn laatste maal. Hij kende alles van buiten en zong de tekst woord voor woord mee. Zij werkwijze was vooral het maathouden, de oorspronkelijke functie van de dirigent. Hij hield een constant ritme aan zodat het wel iets had van de afwikkeling van een speelfilm die genadeloos tijd vreet tot het einde. Maar tegen deze harde en zonneklare achtergrond, deze voortdurende klopjacht op de laatste noot, straalde het genie van Bach als dramaturg en componist met een grote onverbiddelijkheid.

Terwijl de muziek mij vooral fysiek raakte als in mijn kindertijd, wanneer ik niet anders kon dan meedeinen met de cadans, raakte de tekst mij dit keer als nooit daarvoor. Wat een drama. Wat een emotie. Wat een slechtheid. Wat een aanvaarding van het menselijk tekort. De overbekende vignetten werden tot kiekjes van twee millennia terug. Petrus, die zijn leidsman niet kan loslaten, meeluistert bij de ingang van de rechtszaal, tussen het personeel, ontdekt wordt als medeplichtige en zijn leven redt door verraad en huilt daarom, is een volkomen levensechte figuur. Judas, die Jezus lichtzinnig verraadt, zijn bloedgeld teruggooit naar de opdrachtgevers en stuit op onwil en hoon, en zich verhangt. Er is meer noblesse in zijn daad dan in die van Petrus. De bestuurlijke dilemma’s van de Romeinse landvoogd, die niets te maken heeft met dit evidente minderwaardige volk, die uit staatsraison vuile handen maakt, maar ze ook voor eeuwig wast. De kwaadaardigheid van het bloedbeluste publiek. De sadistische beulen. De afgunstige hoon van de medegekruisigde moordenaars. De wanhoopskreet aan het kruis. De korte lijdensweg van drie uur die Pontius Pilatus verbaast. Is hij nu al dood? Zijn bestuurlijk verificatie van het sterven en zijn vrijgeven van het lijk. Het komt nog steeds en overal voor.

Ik vroeg mij af hoeveel hiervan Bach was en hoeveel Bijbel. Maar de Bijbeltekst (in het Engels) die ik in allerijl raadpleegde, volgde Bach op de voet. De emotie, de publieksbevrediging was van hem, echter de rauwe materie was van ver weg en plotseling volledig overtuigend. Niet omdat de tekst een uitweg bood, maar omdat het de werkelijkheid weergaf, zoals ze moest worden ondergaan. Wat het volk en de kerk daarmee later gedaan had was een andere zaak. Middenin de tekst spreekt de bijbel plotseling in een andere taal, het Aramees neem ik aan, eli, eli, lama sabachtani. Het is een moment dat de historie wegvalt en alleen de belevenis blijft.