Korte inhoud
Op 8 mei 2014 heeft Adriaan van der Staay een lezing gehouden voor Genootschap De Tomaat*) over het belang van Taiwan en de betekenis van kleine landen.
Hij voerde vier redenen aan om dit te doen:
1. Het eiland ligt geopolitiek op een gevoelige plaats.
2. Taiwan dient als voorbeeld van een kleine natie tussen grote buren.
3. Het is een democratie.
4. Het heeft met Nederland geschiedenis gemeen.
Van der Staay begon zijn verhaal met de voorgeschiedenis van Taiwan, de komst van de scheepvaart uit het Westen en de Nederlandse periode van 1624 tot 1662.
Vervolgens behandelde hij de komst van Ch’eng 1662-1683, het eerste interregnum, de periode van de Ch’ing in Taiwan van 1683-1895 en de Japanse periode van 1895-1945. Het tweede interregnum van 1945-1949 en de Republic of China vormen de laatste onderdelen van deze uiterst beknopte geschiedenis. Van der Staay besloot zijn lezing met een beschrijving van het Taiwan van 1987 tot heden en een conclusie.
De tekst wordt gecompleteerd met een literatuurlijst.
*) De Tomaat is een discussiegroep die tijdens de Tweede Wereldoorlog is opgericht binnen Sociëteit de Witte in Den Haag om nationale en internationale vraagstukken te bespreken.
Het belang van Taiwan
(Of over de betekenis van kleine landen)
Een vraag
Taiwan is iets kleiner dan Nederland. Beide landen overleefden bezettingen. Taiwan en Nederland hebben ervaring met overleven in een omgeving van grote naties.
Ik kocht een paar boeken over het eiland en zijn geschiedenis toen ik er in januari 2014 voor het eerst was.
De vraag is of Taiwan belangrijk genoeg zou zijn om daarover een lezing voor het genootschap De Tomaat te houden.
Laat ik beginnen met een negatieve constatering. Met het gezichtspunt van de bewoners is vrijwel nooit rekening gehouden.
Kunnen er redenen zijn voor buitenstaanders om zich voor Taiwan te interesseren?
Ik zou mij een viertal redenen kunnen denken.
1. Het eiland ligt geopolitiek op een gevoelige plaats
Voor China, de dominante macht in Oost-Azië, ligt het eiland op een strategisch punt bij de verdediging van zijn kust en in de verbindingswegen overzee.
Voor de Verenigde Staten is Taiwan in de Koude Oorlog onderdeel geworden van de strijd tegen het communisme. Sindsdien worden Zuid-Korea, Japan, de Filippijnen door de VS beschermd. Taiwan vormt een schakel in die keten.
2. Als voorbeeld van een kleine natie tussen grote buren
Het eiland biedt een schoolvoorbeeld van de problemen die een kleine politieke eenheid ondervinden kan bij de handhaving van de eigen beslissingsvrijheid, ja het politieke voortbestaan, in een wereld gedomineerd door grote mogendheden.
De oorlog met de Volksrepubliek China duurt nu 65 jaar. Ter vergelijking: Nederland kende de tachtigjarige oorlog met Spanje.
3. Het is een democratie
Taiwan biedt een vrij uniek voorbeeld van democratische zelfbeschikking in Azië. Deze democratie heeft zich ontwikkeld in ongunstige omstandigheden.
4. Het heeft met Nederland geschiedenis gemeen
In de wording van Taiwan heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld. Nederlanders zouden voor die relatie meer oog kunnen hebben.
Op deze redenen waarom Taiwan voor buitenstaanders belangwekkend zou kunnen zijn, wil ik aan het eind van mijn verhaal terugkomen. Eerst nu een schets in drie of vier bedrijven en een paar entr’actes van de stormachtige geschiedenis van Taiwan in de laatste vier eeuwen.
1. De voorgeschiedenis
Eerst de prehistorie, wanneer er van een politieke eenheid Taiwan nog geen sprake is.
De prehistorische bewoners van Taiwan zijn vermoedelijk niet afkomstig van het vasteland van China, al is het eiland daarvan maar door een zee-engte van 150 km gescheiden.
Taiwan behoort tot de westelijke vulkanische rand van de Stille Zuidzee, the ring of fire, die loopt van Kamtsjatka over Japan, en de Filippijnen naar Indonesië.
Drie kwart van het eiland is berggebied, met diepe dalen en hoge toppen. De hoogste top is bijna 4000 meter hoog. Het eiland was lang binnenlands weinig toegankelijk.
De oorspronkelijke bevolking behoort tot de culturen van de eilanden van deze rand van de oceaan.
Ze worden doorgaans afgeschilderd als jagers en verzamelaars, dat wil zeggen als volken zonder landbouw, en waren, als de bewoners van Borneo, koppensnellers. De diversiteit van stammen was groot.
Ondanks deze primitieve basis is vroege handel van de inwoners met de buitenwereld geregistreerd. Ik was zelf getroffen door een archeologische vindplaats van grote omvang dichtbij Taipei, waaruit blijkt dat er al duizenden jaren geleden sprake was van een intensieve pottenbakkerscultuur en ijzersmelterijen. Dit wijst op een andere belangrijke factor: de aanwezigheid van grondstoffen.
Ook leverde de jacht op herten door de inwoners een export van gelooide huiden en geweien op naar China en Japan. In Japan werden van oudsher de wapenrustingen van de samurai gemaakt van hertenleer uit Formosa.
Deze bron van inkomsten is met de samurai en met de herten verdwenen.
2. De komst van de scheepvaart uit het westen
Volgens overlevering vaart in 1544 een Portugees schip door de binnenzee tussen het vasteland en het eiland. Dit is een verraderlijk gebied, vol onverwachte stromingen. Het wordt vaak bezocht door wervelstormen.
Bij de Chinese scheepvaart heeft het een slechte reputatie als zeemansgraf. In dit gebied vindt niet toevallig de cultus van Ma Tsu/T’ienhou, haar origine, als de zeegodin van de behouden vaart. Taiwan kent honderden tempels gewijd aan deze godin.
In hun berichten naar huis duiden de Portugezen de eilanden van de zeestraat aan met Pescadores, de visserseilanden, wat niet op uitgebreide bewoning wijst. De naam wordt nog steeds gebruikt. Maar op de rand van de eilandengroep naar het oosten ligt een eiland dat veel imposanter is, en zij noemen het Ilha Formosa, het welgeschapen eiland. De naam Formosa is in onbruik geraakt.
De enorme kustzee, die zich van Korea tot Malakka uitstrekt tussen het vasteland en de vulkanische rand van de Stille Oceaan, is steeds een omstreden gebied geweest. Lange tijd domineerden in het noorden de Japanners, in het zuiden beheersten soms de schepen van de Boeginezen uit Celebes de routes.
In het begin van de Ming-dynastie (1368-1644) heeft China deze binnenzee beheerst. De maritieme interesse van China strekt zich van daaruit zelfs uit tot India en Afrika. Als de Ming-dynastie meent haar gezag in de omgeving voldoende te hebben gevestigd, neemt zij de beslissing niet langer een zeemacht, maar een landmacht te willen zijn.
Dat is tenminste de interpretatie van de Leidse hoogleraar Leonard Blussé. China trekt zich terug achter een soort Grote Muur aan zee, een soort Pacific Wall. Chinezen mogen nog maar beperkt en onder licentie de zee op, die verder overgelaten wordt aan anderen.
Er is in de 16e eeuw nog een verandering onderweg. Als de Portugezen het naamloze eiland omdopen tot Formosa, is de macht van deze Ming-dynastie op haar retour. Op het vasteland woedt een oorlog tussen de zuidelijke Ming en de noordelijke Manchu’s. In feite heeft het Ming-rijk in 1544 nog precies honderd jaar te gaan voordat in 1644 de hoofdstad Peking in handen valt van de Ch’ing dynastie.
Tegen deze woelige achtergrond speelt de westerse invasie van de zee zich af.
Aanvankelijk accommodeert het Ming-keizerrijk de eerste westerse nieuwkomers, zoals men met de Perzen en Arabieren heeft gedaan. Niet ver van de handelsstad Kanton, aan de monding van de Parelrivier, krijgen de Portugezen een handelsbasis op de kust van het vasteland. Stroomafwaarts van de Parelrivier ontstaat zo het Portugese Macao op de rechteroever, twee eeuwen later komt op een eiland aan de linkerzijde ook nog Hong Kong tot stand.
Robert van Gulik heeft de kosmopolitische sfeer van het oude Kanton geschilderd in een Rechter Tie-roman (Moord in Canton).
De Nederlandse periode van 1624 tot 1662
Maar er zijn meer westerse kapers op de kust. De Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), opgericht in 1602, begeert twintig jaar nadien ook een steunpunt op de kust van China. Het keizerrijk is in principe wel bereid, maar de bureaucratische besluitvorming gaat de heetgebakerde Nederlanders te langzaam. De nieuwkomers proberen nu eerst de concurrentie uit te schakelen door de Portugese basis Macao te veroveren. Dit leidt tot smadelijke nederlagen voor de compagnie. Vervolgens probeert de VOC onder de vechtlustige J.P. Coen het Chinese keizerrijk zelf met de wapenen te dwingen. Ook deze poging mislukt. Batavia besluit nu een handelskasteel te vestigen niet op het vasteland, maar op een eiland van de Pescadores.
Dit blijkt een onpraktische beslissing en in feite moet de VOC verder inbinden. Onder druk van Kanton verlaat de VOC het kasteel op Penghu al spoedig, en sticht nu een nieuw kasteel (Zeelandia) op de kust van Formosa.
Hiermee is de VOC in Chinese ogen buiten Chinees gebied geparkeerd. Formosa is min of meer neutraal terrein, een niemandsland.
Voor de VOC ligt Taiwan op het kruispunt van twee belangrijke handelsroutes. In de eerste plaats de noord-zuidroute van Japan naar Java. Het is voor de VOC aantrekkelijk om ergens tussen Nagasaki en Batavia een tussenhaven te stichten. Dit kan op Taiwan.
Aangezien het de Chinezen verboden was vrije handel te drijven met het zeeroverrijk Japan, was Taiwan bovendien het neutrale gedoogpunt geworden waar Japanse en Chinese handelaren elkaar plachten te ontmoeten. De Chinezen hadden behoefte aan Japans zilver. De Japanners behoefte aan Chinese zijde en porselein. De Hollanders zochten een rol in dit min of meer illegale, maar winstgevende handelsverkeer.
Misschien minder bekend: Taiwan ligt ook op een andere strategische handelsroute, die van onze toenmalige aartsvijand Spanje. Deze oost-westroute verbindt de zilvermijnen van Midden-Amerika met China. Over de Stille Zuidzee varen twee maal per jaar zilvervloten uit Mexico naar de Filippijnen. Binnen het Spaanse rijk wordt Luzon zo voor China de alternatieve bron van zilver.
Voor de leden van ons Genootschap is het interessant te weten dat langs deze weg, niet alleen zilver China bereikt, maar ook de tomaat.
De Spanjaarden beveiligen deze route voor hun zilvervloot. Zo gauw Nederland op midden Formosa voor zich een veilige haven inricht, vestigen de Spanjaarden een fort (1626, San Domingo) in Noord-Formosa, de baai bij Taipei. Nederlanders zullen het verwoesten. Ik bezocht bij Taipei wat resteert.
De VOC heeft op Formosa niet alleen een factorij op het oog, maar ook een kolonisatie van het hele eiland. Dat is deels het gevolg van het geringe succes van pogingen binnen te dringen in de Chinese handel, anderzijds het resultaat van het besef dat het eiland zelf export kan genereren.
Het uitgangspunt is landbouw rondom het kasteel. De honderden, misschien duizenden westerlingen, moeten zelfvoorzienend worden.
Hiervoor worden duizenden Chinezen van het vasteland geïmporteerd. Dit is de eerste omvangrijke vestiging van Chinezen op Taiwan. De Chinese bevolking groeit van 1500 tot meer dan 30.000. De immigranten krijgen de reputatie dat zij om de haverklap in opstand komen tegen de baatzuchtige Nederlanders.
De VOC-troepen zijn niet talrijk, maar op den duur succesvol. Zij pacificeren het hele eiland tot aan de bergen, waarbij ook predikanten hun mannetje staan.
Om het eiland te beheersen, stellen de Nederlanders een Landraad in waarin alle belangrijke dorpshoofden zitting hebben en die jaarlijks bijeenkomt.
De Nederlanders monopoliseren de inheemse exporthandel in hertenhuiden, het harnas van de Samurai. Ook de handel in zwavel floreert, niet onbelangrijk voor het vervaardigen van buskruit. De VOC exporteert een honderdduizend pond zwavel per jaar. Rijst en suiker worden als nieuwe belangrijke exportproducten hieraan toegevoegd. Ze spelen nog steeds een rol in de buitenlandse handel van Taiwan.
Aan de snelle ontwikkeling van het subtropische eiland komt een einde als Batavia de herhaalde waarschuwingen van gouverneur Coyet over een dreigende invasie uit China negeert en een beschermingsvloot van twaalf oorlogsschepen, met 900 matrozen en 600 soldaten terug trekt.
Het eiland wordt in 1661 onverhoeds onder de voet gelopen door het vluchtende leger van de Ming-admiraal Coxinga. Er is een opvallende overeenkomst met de vlucht van het nationalistische leger naar het eiland drie eeuwen later. Taiwan blijkt voor het vasteland een natuurlijke vluchtheuvel in zee.
3. De komst van de Ch’eng, 1662-1683, een eerste interregnum
Coxinga vestigt een kortstondig rijk op Taiwan. Coxinga is de naam die de Nederlanders de laatste machthebber ter zee van de Ming-dynastie gaven. Het is een verbastering van Kuo Hsing-yeh, zijn titel als Hoge Heer van het Rijk. Zijn werkelijke naam is Cheng Ch’eng-lung. Zijn vader Chih-lung is een groot handelaar en reder die zowel de kust als de zee beheerste. Hij trouwt met een Japanse dame, Tagawa Matsu, die hem Coxinga baart. Het is interessant dat de eerste Chinese heerser op het eiland half Japans is en zelfs in Japan werd geboren.
Als de Ch’ing in 1644 Peking bezetten, loopt de vader over naar de Ch’ing. Hij wordt tenslotte als onbetrouwbaar ter dood gebracht. Zijn zoon neemt de vlag en vloot van zijn vader over, en blijft vechten aan de zijde van de Ming.
Als Coxinga zelfs pogingen doet het kustgebied te heroveren, sturen de noordelijke Ch’ing een nieuwe ex-piraat en admiraal Shi-lang op hem af, die leger en vloot van Coxinga verslaat. Het restant vlucht naar Taiwan, geschat op 25.000 manschappen.
Coxinga en de Nederlanders kennen elkaar, hij heeft voor hen bemiddeld. Nu belegert hij het kasteel Zeelandia. Hij slaagt er in de dominee Anthonius Hambroek gevangen te nemen en stuurt hem met de eis van overgave naar het kasteel. Dit wordt geweigerd, Hambroek gaat terug en wordt geëxecuteerd. Ik vond in Taipei een recente vertaling in het mandarijn van een Nederlands toneelstuk uit 1795 dat deze episode dramatiseert.
Na negen maanden, met een tekort aan voedsel en wapentuig, en zonder hulp uit Batavia in zicht, geeft de VOC zijn bezittingen over. Maar de evacuatie geschiedt wel met vliegende vaandels en slaande trom.
Deze Chinese overwinning op de Roodharige Barbaren is niet vergeten. In Taipei bezocht ik het centrale park. Er zijn daar verschillende monumenten te zien en verschillende paviljoens. In een van deze paviljoens zag ik een bronzen borstbeeld, dat mij herinnerde aan Coxinga. Er zaten twee lokale zwervers op de vloer.
Mijn vriend vroeg aan hen: “Wie is dat?”
“Coxinga!”, zeiden ze. “Hij heeft de Hollanders uit Taiwan verjaagd.”
“Oh,” zei ik, “ik ben toevallig Nederlander.”
“Nou,” zei een van de bedelaars, “dan kun je hem nu een klap geven.”
(Het Nederlandse treurspel, daterend uit 1795 van Johannes Nomsz, heet Anthonius Hambroek of de belegering van Formoza.)
In de laatste decennia is op Taiwan meer aandacht gekomen voor de Nederlandse erfenis. De belangrijkste erfenis is de grootschalige komst van de Chinezen. De Nederlanders legden een belangrijke infrastructuur aan van wegen en waterbeheersing. Zij introduceerden de landbouw. Zij maakten een begin met een politiek bestel, dat de inboorlingen aan hen bond. Ze verbreidden het christendom. Om dit te doen ontwikkelden zij kennis van de lokale talen en leerden de bevolking deze met Latijnse letters te schrijven. Tot in de negentiende eeuw zijn notariële akten, behalve in het Chinees ook in de lokale taal opgemaakt, geschreven in Nederlands schoonschrift.
4. De Ch’ing in Taiwan 1683-1895
Kangxi is de vierde Keizer van de Ch’ing, die sinds 1644 het vasteland in hun greep hebben. Deze Manchu-vorst wordt herhaalde malen geattendeerd op de onduidelijke status van Taiwan, waar een Chinees koninkje regeert. Maar hij wijst steeds de aandrang van zijn bureaucraten terug. Er valt niets te winnen met het verwerven van “een hoop modder in het water”.
Niettemin zwicht hij op den duur voor het argument dat het eiland lastig is. Er wonen daar ongehoorzame Chinezen, het vormt een basis voor zeerovers. In 1683 is het zover: Taiwan wordt als prefectuur aan de kustprovincie Fukien toegevoegd en een magistraat wordt er heen gezonden om de orde te handhaven. Deze periode zal 200 jaar duren.
Over deze periode is niet zoveel bekend, maar een merkwaardig evenement leidt tot een rapportage uit 1697, die enig licht werpt op de werkelijke verhoudingen in deze eerste fase.
In 1696 ontploft namelijk het Keizerlijke Kruithuis van Fuzhou. Dit is buitengewoon onaangenaam voor de voorziening met vuurwerk. Er ontstaat een grote vraag naar zuivere zwavel. De verantwoordelijk gestelde autoriteiten van Fukien, die zich herinneren dat onder de Nederlanders veel zwavel in Taiwan werd gedolven, gaan in op het voorstel van een reislustige literaat, die een nieuwe zwavelindustrie in Taipei zou willen vestigen. Zijn naam is Yü Yung-he. Al een jaar later (1697) vertrekt zijn expeditie.
Pas recent (2003/2004) werden zijn dagboeken vertaald als Small Sea Travel Diaries, Yu Yonghe. (Dit is vertaald, eenmaal als onderdeel van een catalogus van een tentoonstelling in het Nationale Paleis Museum (2003), andermaal als letterlijke tekst (2004).
Afgezien van de figuur van de auteur, die zowel moedig, nieuwsgierig, als menselijk is, bevat het reisverslag een portret van een eiland waarop de Chinezen weinig greep hebben. Op weg erheen blijkt de zee blijkt opnieuw onberekenbaar. Aan de kust vindt hij voornamelijk dorpen van Chinese vissers, die door ziekten en overvallen van inboorlingen beperkt blijven van omvang. De heer Yu besluit zijn reis op twee wijzen voort te zetten, twee schepen zullen omhoog varen langs de kust, hijzelf zal te voet met een colonne de reis over land voortzetten. Dit wordt door het handvol Chinese ambtenaren als zeer roekeloos afgeraden.
Hij verliest onmiddellijk een van de twee schepen. Over land verliest hij een groot deel van zijn manschappen aan ziekten. Hij arriveert in Taipei deels beroofd van zijn meegebrachte apparatuur. Niettemin begint hij niet ver van Taipei zwavel te winnen en te zuiveren. Er zijn daar veel solfataren, maar de omgeving wordt ook geplaagd door vijandige inboorlingen en malariamuskieten. Van de oorspronkelijke expeditie is niet veel over, als hij, wel met enig zwavel, terugkeert naar het vasteland.
Een treffend beeld dat hij van de autochtone bevolking achterlaat, is dat van niet Chinees sprekende, matriarchale en getatoeëerde koppensnellers, die alleen betaald willen worden in ouderwets Nederlands geld.
Op dat ogenblik is Taipei nog niet de hoofdstad, maar in het noorden zal op den duur een Chinese regeringstad ontstaan met een garnizoen, een gerechtshof en erkende markten. Het geheel zal pas in de 19e eeuw ommuurd worden als een ordentelijke hoofdstad van een provincie. De Chinezen brengen hun taal, hun schrift, hun rituelen, hun onderwijs, hun landbouw mee.
De keizerlijke bureaucratie dringt traditioneel niet diep in het land door. De voornaamste taak is orde te handhaven en belasting te heffen, wat het bestuur niet geliefd maakt. Ook hardwerkende, handeldrijvende Chinese families hebben geen grote sympathie daarvoor en het komt niet alleen tot vergaande ontduiking, maar ook tot onafhankelijk opererende clans en zelfs opstanden tegen het Chinese bewind. Een Taiwanees spreekwoord uit die tijd zegt: iedere drie jaar een opstand, iedere vijf jaar een rebellie. Voor China is daarmee het eiland tot een normaal Chinees gebied geworden, waar voortdurend opgetreden moet worden tegen chaos, maar waarnaast machtige en rijke families een grote staat voeren. Een paar van hun familiehuizen zijn nu nationale monumenten.
In Peking woedt in de tweede helft van de negentiende eeuw de strijd tussen traditionalisten en moderniseerders. De laatste gouverneur van het eiland behoort tot de vernieuwers en laat de eerste spoorweg op het eiland aanleggen. Maar zijn moderniseringen worden na tien jaar abrupt afgebroken als China over Korea in conflict raakt met Japan. De Chinese vloot en het leger verliezen de oorlog grandioos en bij het verdrag van Shimonoseki staat China het eiland af. Dat is in 1895.
5. De Japanse periode 1895-1945
Japan wil op Taiwan aan de wereld laten zien dat het met het Westen wedijveren kan. Taipei moet hoofdstad worden van een modelkolonie. Een wegenstelsel wordt aangelegd dat het hele eiland omspant. Taipei krijgt zijn huidige stratenplan. Japan breekt de Chinese stadmuren als hinderlijke obstakels af. Nieuwe regeringsgebouwen en parken verrijzen zoals in koloniale hoofdsteden, als Saigon of Batavia. De bevolking krijgt op grote schaal les in het Japans. Studenten worden opgeleid aan Japanse universiteiten.
Voor het eerst krijgt de bevolking van het eiland, inheems of Chinees, nu te doen met een modern op westerse leest geschoeid staatsbestel. Er zijn wetten en kantoren.
Japan legt niet alleen zijn regiem op, maar probeert het ook aanvaardbaar te maken voor de eilandbevolking. In een eerste periode vestigt Japan hardhandig zijn gezag, in de tweede probeert Japan met het lokale nationalisme tot een vergelijk te komen.
In de jaren dertig zijn er zijn protestdemonstraties. Tenslotte komt het tot verkiezingen waarin de lokale bevolking een halve vertegenwoordiging vindt in het bestuur, dat sterk gedecentraliseerd is. Hiermee wordt m.i. de basis gelegd voor de latere nationalistische ontwikkelingen.
Dit is misschien nog het beste te zien aan de zijde van de lokale elite. Zij dwingt culturele organisaties af, die nationale zelfbestemming nastreven.
Zij beroepen zich daarbij op de principes van zelfbeschikking die Wilson via Versailles introduceerde, en die na 1918 ook gehoor vinden bij de Volkenbond. Daarmee groeit een nationale beweging die streeft naar autonomie voor het eiland.
Japan speelt een dubbelspel met anti-imperialistische bewegingen in Azië. In Nederlands Indië of Birma worden nationalisten aangespoord hun onafhankelijkheidsstreven te realiseren via de Japanse economische samenwerkingszone. Japan kan in deze de wens tot zelfbeschikking in Taiwan niet helemaal negeren.
Rond 1941 spreekt een generatie van de elite op het eiland Japans, maar denkt tevens autonomistisch.
6. Een tweede interregnum: 1945-1949
In 1945 wordt na de Japanse capitulatie het eiland door de geallieerden teruggegeven aan China. Van 1945 tot 1949 volgt een interregnum, wanneer Taiwan bestuurd wordt, voor zover daarvan sprake is, vanuit nationalistisch Beijing.
Toch legt dit interregnum een basis voor latere ontwikkelingen.
Vanuit China gezien is Taiwan niet veel meer dan een garnizoensgebied, dat gezuiverd moet worden van de Japanse sporen. Driehonderdduizend Japanners verlaten gedwongen het eiland. Het eiland moet bijdragen aan de strijd van de nationalistische regering tegen krijgsheren op het vasteland, wat neerkomt op plundering.
Terwijl een deel van de elite op het eiland wel meeleeft met de strijd tussen de nationalisten en de communisten, is de meerderheid geneigd de draad van de lokale autonomie weer op te pakken. Nu zij bevrijd zijn, moet de zelfbeschikking vorm krijgen, zij het nu binnen Chinees verband.
De kracht van dit afwijkende gezichtspunt wordt China pas gewaar door de opstand van ‘47. Het is de moeite waard daarbij stil te staan. In het huidige Taipei is aan de opstand een museum gewijd en er is een opvallend monument voor opgericht.
De aanleiding is een sigarettenverkoopster. Zowel in Japanse als in Chinese ogen is de sigarettenverkoop een monopolie van de staat. Als de nieuwe Chinese politie van het Tabaksbureau de illegale sigarettenhandel vervolgt en een vrouw arresteert en meeneemt naar het bureau, slaat de vlam in de pan. Velen eisen de vrijlating van de vrouw. Er wordt gedemonstreerd bij het oude Japanse gezagscentrum van Taipei. De Chinese politie schiet en er vallen doden. Dit gebeurt op 28 februari 1947.
Op loopafstand van het oproer ligt een radiostation gebouwd voor de Japanse propaganda. Nu bemand door radiojournalisten uit Taiwan. Zij beginnen vandaar de demonstraties te verslaan. Door hun eilandwijde bereik leidt dit tot demonstraties in niet minder dan 65 steden op Taiwan.
Overal worden actiecomités geformeerd, die een soort lokale, door Taiwanezen bevolkte proto-democratie vormen. Een aantal van de best opgeleiden, hoogleraren, rechters, artsen, neemt hieraan deel.
De reactie van de Chinese garnizoenscommandant is zonder enig begrip. Er is overigens weinig sympathie tussen de gemoderniseerde eilanders en de plunderende huursoldaten van het vasteland.
Er volgt een kort intermezzo waarin een eilandelijk comité gemandateerd wordt, vrede te stichten. Maar dit comité stelt een veel fundamenteler programma van 32 punten op dan de oplossing van de rel alleen. Was het uitgevoerd, dan had Taiwan veertig jaar eerder uit de startblokken gekund. Dit wordt door nationalistisch mainland China beschouwd als rebellie. Op 20 mei 1949 wordt de staat van beleg ingesteld.
De opstand wordt neergeslagen en dit neemt de vorm aan van een bloedbad. Iedere ongehoorzaamheid wordt geïnterpreteerd als steun aan de communisten op het vasteland.
Dit wordt er niet minder op als een half miljoen Chinese nationalisten met de Generalissimo Chiang Kai Shek aan het hoofd vluchten naar Taiwan, na de nederlaag van 1949 tegen Mao Tze Tung.
Er volgt een periode van latente burgeroorlog, met vervolging van dissidenten, die bekend staat als de Witte Terreur. Het aantal slachtoffers, voor een groot deel onder de lokale elite, wordt geschat op minstens 20.000, misschien zelfs 50.000.
Het is nog net geen Cambodjaans scenario, maar het eiland wordt van veel menselijk kapitaal beroofd.
7. De Republic of China (1949-1987)
De veertig jaar durende heerschappij van de Kuo Min Tang op het eiland kan misschien het helderst worden beschreven met twee lijnen. Een is de neergaande lijn van de internationale positie van de Republic of China (ROC) als de ware vertegenwoordiger van China. De andere is een interne ontwikkeling, die een opgaande lijn van economische en politieke autonomie vertoont.
De voornaamste voorwaarde hiervoor is de bescherming door de Verenigde Staten.
De Republic of China (ROC) wordt gered van een verovering door de Volksrepubliek China (PRC) door de Koreaanse oorlog (1950). Tijdens die oorlog wordt de PRC niet alleen beziggehouden door Korea, maar de plaatsing van de Amerikaanse zevende vloot in de Straat van Taiwan voorkomt een communistische invasie. De schermutselingen om de eilanden bij de kust van Fukien zijn dramatisch genoeg, maar de PRC is niet langer in staat een echte overval te plegen.
Pas in 1972 zal de situatie van karakter veranderen. Het bezoek van Nixon en Kissinger aan Mao Tze Tung en Chou En Lai verandert de context. In feite erkennen de Amerikanen de aanspraken van China op Taiwan. Zij zullen de ROC niet langer als de alternatieve stem van China behandelen, en geven zelfs de positie van de ROC als soevereine staat op. Taiwan verliest zijn positie in de Veiligheidsraad, en vervolgens zijn positie als lid van de Verenigde Naties door halsstarrig vast te houden aan de gedachte dat het de enige representant van China zou zijn.
Niettemin is een belangrijke voorwaarde bedongen. De verandering van status moet met vreedzame middelen worden bereikt. Het Amerikaanse Congres schrikt terug voor de consequenties van een geopolitiek offer van Taiwan aan China, om China los te weken van Sovjet-Rusland. Het neemt als kaderwet voor het handelen de Taiwan Relations Act aan. Zolang Taiwan zich netjes gedraagt, zal Amerika het eiland beschermen tegen militaire overname. Agressief gedrag van Taiwan tegen China is niet langer mogelijk. De buitenlandse agenda van de Kuo Min Tang is daarmee dood.
Op het eiland blijft het echter mogelijk de nationalistische erfenis tot gelding te brengen. De ROC krijgt een grondwet gebaseerd op de drie principes van het volk van Sun Yat Sen: eenheid van het volk, democratie en welzijn van de bevolking. Een landhervorming van enorme omvang wordt gerealiseerd. Het onderwijs wordt hervormd en veel wordt in nieuwe technologie geïnvesteerd. Een nationaal museum zal de kunstschatten van China huisvesten. De collectie is eerst uit Peking naar Nanking gebracht toen de Japanners oprukten. Daarna van Nanking naar Taipei toen de revolutionairen van Mao hetzelfde deden.
Als de Generalissimo ten slotte in 1975 sterft wordt een monument opgericht, in schaal passend bij de architectuur van de Verboden Stad. Maar achter bronzen zittende beeld van Chiang Kai Shek rijst een muur op met de drie principes van het Volk van Sun Yat Sen.
De zoon van de Generalissimo is dynastieke opvolger. Maar hij ontpopt zich als een hervormer. Na veertig jaar wordt in 1987 de staat van beleg opgeheven. Het nationale parlement, een verkalkt overblijfsel van het parlement op het vasteland, krijgt door verkiezingen nieuw bloed uit het eiland. De overheid wordt meer doelmatig en de economische ontwikkeling wordt sterk bevorderd.
Door in 1988 op het juiste moment te sterven voorkomt de jonge Chiang een opvolgingskwestie. Vanaf dat ogenblik komen de presidenten voort uit de politieke partijen. Aanvankelijk uit de Kuo Min Tang, maar verrassenderwijs ook uit de oppositie. Het eiland wordt een democratie.
8. Het Nieuwe Taiwan? 1987 tot heden
Niet te zeggen valt of dit democratische Taiwan een lang autonoom bestaan beschoren is. Misschien maken wij alleen een derde interregnum mee voordat China opnieuw het eiland inlijft.
Maar op het ogenblik is de ruime meerderheid van de bevolking voor handhaving van de status quo. De politieke voorkeur voor autonomie krijgt de steun van ongeveer twee derde van de publieke opinie.
Daarbij is een merkwaardige verschuiving van politieke posities van belang.
De partij van de Kuo Min Tang, eens de partij van de herovering van het vasteland, is geëvolueerd in haar tegendeel: zij zijn de pleitbezorgers van verdergaande integratie met China geworden. Zij is een soort buffer tussen de druk van China en de wens tot autonomie van de meerderheid van de eiland bevolking.
De internationale positie van Taiwan mag zwak zijn, economisch is het sterk. Als een van de Aziatische Tijgers is Taiwan onmisbaar geworden bij de levering van chips en andere elektronica aan het Westen. Het is ook op grote schaal gaan investeren in het vaste land. Men zegt dat een derde van de buitenlandse investeringen in China komt uit Taiwan, vaak in de vorm van bedrijven uit Taiwan die zich in China vestigen.
Taiwan is een favoriete vakantie- en koopbestemming geworden voor Chinezen van het vasteland. Waarbij men denken moet in miljoenen bezoekers. Een belangrijke minderheid van de Taiwanezen heeft familie op het vasteland en brengt regelmatig familiebezoek.
Ik zou niet weten waar precies het eiland qua consumptiegedrag te plaatsen. Men kan het geen ontwikkelingsland meer noemen. Als welvarend land hoort het duidelijk bij de multinationale markt van grote merken. In Europa is geen vergelijkbare vertegenwoordiging van Europese modehuizen te zien.
Daarnaast is de Japanse invloed niet weg. In gedrag, eethuizen, hotels, enzovoort is de diepe invloed van Japan een halve eeuw na de nederlaag nog steeds merkbaar. Het is daarom niet goed denkbaar dat Japan zonder slag of stoot deze relatie zou opgeven.
In de naoorlogse oriëntatie op het westen zijn de kunstenaars van Taiwan op verrassende wijze in internationale betekenis gegroeid.
Een mooi voorbeeld hiervan is de filmer Ang Lee, die bekend werd door de verfilming van de roman van de Amerikaanse auteur Annie Proulx Brokeback mountain.
Men zou hem kunnen karakteriseren als een kosmopolitisch lid van de Chinese diaspora, die in de westerse ruimte vleugels heeft gekregen.
Het Prins Claus Fonds heeft in 1999 een prijs gegeven aan de striptekenaar Tsai Chih Chung uit Taiwan. Zijn vertolking in beeldverhalen van de voornaamste klassieken van de Chinese cultuur zijn in het Chinees en het Engels over de hele wereld verspreid. Ze zijn de hedendaagse volksboeken van de hoge Chinese cultuur. Lao Tze, Kong Fu Tze, Chuang Tze, de strategische geschriften van de Chinese Clausewitz, Sun Tze. Ze zijn overal in Chinatowns te krijgen.
Het deed mij (als ex-voorzitter van de jury) genoegen ze nu als erkende klassieken in fraai gebonden nieuwe uitgaven (drie dikke delen verzameld werk) in Taipei te koop te zien liggen.
Mijn bezoek bracht mij op een gedachte dat een pioniersrol voor de hedendaagse kunst van Taiwan liggen bij de hoog technische animatie. Zelden heb ik zo overtuigend kunstenaars zien omgaan met geavanceerde media.
Een culturele renaissance als onderdeel van een mondiale gemeenschap is niet uitgesloten. Mits de vrijheid blijft.
9. Conclusie
Deze vluchtige impressies brengen mij terug bij mijn aanvankelijke vragen over het belang van Taiwan.
De geopolitieke vraag is betrekkelijk duidelijk te beantwoorden. Zij betreft vooral de onderlinge positie van de grote naties. Als Taiwan aan China overgedragen wordt, zal de enorme economische invloed van Taiwan op de westerse economie toegevoegd worden aan de al sterke Chinese machtspositie.
De vraag is, of het geopolitiek gezien wijs is om China nog sterker te maken.
De geloofwaardigheid van het Westen bij het verdedigen van kleine naties in een internationale rechtsorde zal verder verzwakken en daarmee het gezag van de internationale instituties die tijdens de Pax Americana (1945-2005) werden ontwikkeld.
Bij inlijving wordt de facto de gehele kustzee van Korea tot Singapore tot een Chinese binnenzee. De Amerikaanse invloed zal worden teruggedrongen tot de Pacific. Daarentegen zou een machtevenwicht in dit zeegebied China kunnen dwingen internationaal zeerecht te aanvaarden.
Een uitbreiding van de hegemonie op zee van China zal heftige onrust veroorzaken bij Vietnam, de Filippijnen, Korea en Japan. Japan zal zijn claim op het eiland te berde kunnen brengen en de kansen op een militair conflict zullen toenemen.
Als kleine natie tussen de groten leert Taiwan ons, dat met een beetje geluk, een prudent opportunisme tijdelijk kan helpen bij het overleven. Op het ogenblik lijken groot en klein geneigd de autonome status quo van Taiwan te handhaven. Maar voor hoelang? Ook op de lange duur?
Wat zal de het lot van kleine naties zijn in een wereld die afkoerst op grote eenheden? Waarin grote eenheden als China, India of Rusland zich in hun omgeving doen gelden of kleine eenheden federaties aangaan, om zich te handhaven in een wereld van grote eenheden, zoals de Europese Unie?
Ik zie niet dat de grote eenheden enige werkelijke waarde hechten aan het bestaan van kleine eenheden op zich. Of het zou moeten zijn als buffer tussen de groten.
Een ander eiland komt in de herinnering. In zijn Dialoog op Melos (boek V 84-116) heeft de Griekse historieschrijver Thucydides twee en half duizend jaar geleden aangegeven dat voor het grote Athene niet dezelfde wetten gelden als voor het kleine eiland Melos. Eigenlijk rest voor Melos niet anders dan de keuze aan wie zich te onderwerpen. Macht maakt recht. Niettemin registreert hij dat de kleine natie Melos zich beroept op een hoger recht en appelleert aan het rechtsgevoel.
Is behalve de rechtsgelijkheid van kleine en grote naties nog een ander inzicht mogelijk, gebaseerd op een mondiaal besef? Wat zou de waarde kunnen zijn van het behoud van kleine naties?
Aan het voorbeeld van Taiwan kan men leren dat kleine naties kunnen bijdragen tot een grotere diversiteit bij het vinden van wegen naar de toekomst. Zij kunnen pioniers en laboratoria zijn, speciaal als zij liggen op een kruispunt van invloeden.
Zo levert Taiwan het bewijs dat de wijdere Chinese politieke cultuur tot meer in staat is dan de traditionele keuze tussen chaos en onderdrukking alleen. Het kleine Taiwan heeft een weg gevonden naar democratie, die voor het grote China nog gesloten blijft.
Vanuit het gezichtspunt van diversiteit zou het voor de wereld van belang kunnen zijn wat in kleine landen als Taiwan, Singapore of Nederland gebeurt.
Literatuurlijst
1. Leonard Blussé
Tribuut aan China, vier eeuwen Nederlands-Chinese betrekkingen
Amsterdam, 1989
2. WM. Campbell
Formosa under the Dutch
London, 1903 (herdruk 2001)
3. Philip Clart & Charles B. Jones, ed.
Religion in Modern Taiwan; Tradition and Innovation in a Changing Society
Honolulu, 2003
4. Macabe Keliher (transl.)
Small Sea Travel Diaries: Yu Yonghe’s Records of Taiwan
Taipei, 2004
5. Macabe Keliher (transl.)
Out of China: Yu Yonghe’s Tales of Formosa
Taipei, 2003
6. Johannes Nomsz
Anthonius Hambroek, of de Belegering van Formoza, Treurspel (1795)
In het Mandarijn vertaald door Wang Wen Xuan
Tainan (Taiwan), 2013
7. Shelley Rigger
Why Taiwan matters: small Island, Global Powerhouse
Plymouth UK, 2011
8. Denny Roy
Taiwan: a Political History
New York, 2003
9. Department of Cultural Affairs, Taiwan
The Permanent Exhibition of Taipei 228 Memorial Museum
Taipei, 2011
10. The National Academy for Educational Research, Taiwan
Grand Impressions: A Selection of 20th-century Taiwan Short Stories
Taiwan, 2011